Kontje
(Delphin Enjorlas, 1857-1945, La Lecture)
Het kontje, ach hoe aardig.
Lacht altijd, nooit tragisch
Kan niet schelen wat
van voren zit. Het kontje is zichzelf genoeg.
Is er nog meer? Misschien de borsten.
Nou-moppert het kontje-die jongens
hebben nog heel wat voor de boeg
Het kontje is twee tweelingmanen
in een bolrond wiegen. Loopt vanzelf
in zijn lieftallige cadans, zijn wonder
twee in een te zijn, volledig.
Het kontje, vermaakt zich
in zijn eentje. En bemint.
In bed beweegt het. Bergen
rijzen, dalen. Golven slaan
op grenzeloze kust.
Daar gaat het kontje, lachend. Blij.
met de streling er te zijn, te schommelen.
Harmonieuze sferen hoog boven de chaos.
Het kontje is het kontje,
een rondje.
(Carlos Drummond de Andrade)
Onregelmatig plaatst ze een bericht op haar blog. De foto’s zijn gewaagd en toch veilig, want in de anonimiteit van het wijde web valt een bevallige borst meer of minder niet op. Het zijn wonderschone beelden, voor de willekeurige buitenstaander subtiel en anoniem, maar voor mij is het alsof opnieuw mijn vingertoppen haar fluweelzachte huid strelen.
Is het een impliciete boodschap, een verwijzing naar ons gedeelde verleden, een signaal speciaal voor mij, als de goede verstaander? Of verbeeld ik me teveel, eigen ik me teveel toe van wat ook anonieme anderen behoort? Ik weet het niet. Want zij is een dame van verhulde betekenissen en dubbele lagen. Ze ziet zoveel meer dan er is, ze leest vaak wat er niet staat. Ze ziet signalen en speurt naar sporen. Dat getuigt van haar rijke verbeelding. Ik vermoed ook een vleugje romantiek in het construeren van dat soort hersenspinsels. Daarbij: ze heeft een hang naar mystificatie.
Zoals ze houdt van sluiers, doeken en grand foulards, zo gaat ze in haar schaduwleven schuil onder geestrijke pseudoniemen. Zo liep ik haar lang geleden online tegen het lijf op een platform voor gelijkgestemde geesten, groenig en linksig en redelijk vooruitstrevend. (Hoewel ook daar alle menselijke kleingeestigheid uiteindelijk om de hoek kwam kijken).
Verhullen was toen al onderdeel van het spel. Deels uit noodzaak om van alles in de veilige anonimiteit te kunnen zeggen en doen, deels uit hang naar geheimzinnigheid. Ik ging dat spel met haar meespelen, maar samen gingen wij stap voor stap steeds verder. Heel wat stappen verder, uiteindelijk. In plaats van te verhullen, gaf ze zich frank en vrij aan mij bloot.
Ik herinner me menige gelegenheid waar ik haar langzaam ontdeed van laag na laag, net zo lang tot ze in al haar volle zachtheid voor me stond – of lag, al naar gelang de hevigheid van de aandrang. En dat ging net zo vice versa, met minstens evenveel honger. Al die menige keren dat ik mij begroef tussen haar dijen, mijn mond op haar vochtige lippen, mijn tong haar natte lippen likkend. Al die menige keren dat zij zich voorover boog en haar mond over me plooide en me diep opslokte, om vervolgens met haar tong de lange schacht tot de wortel te volgen. Al die menige keren dat ik haar kreunend neukte, dat zij mij kreunend bereed.
Ik zie haar voor me, zoals ze thuis aan het werk was, de vloer boenend, op haar knieën, haar romige ronde billen deinend in haar jurkje (altijd jurkjes). En ik keek en greep: jurk omhoog, slip omlaag, om me te verlustigen in die aanblik van zachte molligheid. Niet alleen kijken. Ik wist dat alleen het feit al dat ik haar zo bekeek, haar vochtig kon maken. Kort maar krachtig, was het deze keer. Bruut misschien, maar lekker.
Elke foto die ze nu plaatst, zie ik als verwijzing naar de hetere tijden van weleer. Dat geldt voor de subtiele blik die ze me gunt op haar zachte dijen die vanonder een jurkje tevoorschijn komen, net wat meer dan keurig. Dat geldt voor de detailfoto’s van de ronding van haar indrukwekkende boezem, op haar laatste foto bekroond door een spitse tepel – een tepel die ik zo goed ken en zo vaak geproefd heb. Het geldt zelfs voor het plaatje van haar bevallige oor, waar ik mijn neus in heur haar stak als we weer eens aan het begin stonden van een langdurige wederzijdse lichamelijke verkenning. We wisten altijd waar die ontdekkingstocht zou eindigen – vele kreuntjes, gromgeluiden, zweetdruppels en ander vocht later -, maar toch was het telkens een nieuwe reis.
Nu zijn we weer terug bij het begin, bij de verhulling, de omfloerste taal en de tipjes – het blijven slechts tipjes – van de sluiers die ze oplicht…
Reacties
Een reactie posten